Soms zie je hem al in februari fladderen op een zonnige dag: de citroenvlinder. De grote gele vleugels van het mannetje zijn voor velen een teken dat het vroege voorjaar is ingeluid. Citroenvlinders overwinteren in Nederland in dichte struiken als bramen en klimop. Met nectarrijke planten lok je ze naar je tuin. 

Kenmerken van de citroenvlinder

Citroenvlinders (Gonepteryx rhamni) zijn vaak de eerste vlinders die je kunt spotten in de lente, vroege exemplaren al in februari. Het bekendste is de mannelijke citroenvlinder met zijn felle, citroengele kleur. Het vrouwtje is groenwit tot wit van kleur. De bovenste vleugel van de vlinder loopt uit in een punt, de onderste vleugel heeft een gele, oranje of bruine stip. Eenmaal op een plant of boom geland, is vooral het mannetje goed gecamoufleerd, want de vleugels hebben dezelfde kleur en nervenstructuur als jonge blaadjes. De citroenvlinder behoort tot de witjes (Pieridae), waarvan wereldwijd circa 1150 familieleden bekend zijn. In Nederland komen er 50 voor, waaronder koolwitjes en oranjetipjes. Meer vlinders herkennen? Bekijk de lijst met veelvoorkomende vlinders in ons land.

Een groenachtig vrouwtje en geel mannetje van de citroenvlinder.

De citroenvlinder overwintert

Anders dan vlinders als atalanta en distelvlinder, overwintert de jonge citroenvlinder gewoon in Nederland. Het is dus een standvlinder. Hiervoor zoeken de vlinders een beschut plekje in struiken of graspollen, maar soms ook hangend aan een tak. Vaak schuilen citroenvlinders in dichte braamstruiken, klimop, hulst en hoge grassen. Het zijn sterke beestjes, want ze kunnen zelfs overleven als het gaat vriezen. De mannetjes zijn het eerst wakker uit hun winterslaap.

Wanneer zie je ze vliegen?

Het ‘citroentje’, zoals hij vroeger werd genoemd, komt tegenwoordig vaker in Nederland voor dan in de vorige eeuw. Vooral in de oostelijke helft van het land wordt de vlinder vaak gespot. Citroenvlinders leven jaarrond in ons land. De eerste exemplaren fladderen vaak in februari al uit, de laatste zie je nog tot in oktober. Rupsen zijn er in het voorjaar, tussen april en juni. Hoewel er de laatste jaren weer iets minder worden geteld, zijn de vlinders niet beschermd. In de top 25 van meest getelde vlinders bekleedt de citroenvlinder de vijfde plaats.

De eitjes van de citroenvlinder worden stuk voor stuk afgezet onder de blaadjes van een van de waardplanten.

Van rups naar vlinder

De vrouwelijke citroenvlinder zet haar eitjes een voor een af op de onderkant van de bladeren van waardplanten sporkehout of vuilboom (Frangula alnus) en wegedoorn (Rhamnus cathartica). Belangrijk hierbij is de zonnige standplaats. Zodra de groene rupsjes uitkomen, eten ze in de nacht van de blaadjes. Overdag rusten ze bovenop het blad, precies in een middennerf, waardoor ze goed zijn gecamoufleerd. Sommige rupsen verpoppen zich op de waardplant, andere zoeken het lager bij de grond tegen een stengel of onder een blad. In juli kruipen ze uit hun pop. Met een beetje geluk overleven ze de winter en kunnen ze zich het volgende voorjaar voortplanten. Citroenvlinders brengen meestal twee generaties per jaar voort.

De groene rupsen van de citroenvlinder vallen nauwelijks op in de nerven van blaadjes.

Wat eet een citroenvlinder?

Citroenvlinders zijn echte zwervers en kunnen op een dag zo een paar kilometer afleggen. Je treft ze vooral op plekken waar veel nectarrijke planten bij elkaar groeien, zoals in tuinen en parken. Als ze net ontwaken uit de winterslaap, gaan ze op zoek naar nectar in vroegbloeiende bomen als de wilg, maar ook paardenbloemen, longkruid en de bloesem van de braam. Later in het jaar heb je grote kans dat je ze spot op koninginnenkruid (Eupatorium), vlinderstruik (Buddleja), distel (Carduus) en grote kattenstaart (Lythrum salicaria).

Na de winter zijn vroegbloeiers als de wilg belangrijke voedselbronnen van de citroenvlinder.

Weetjes over de citroenvlinder

  • Tijdens de paring in het voorjaar vliegt het mannetje alle witte vlinders achterna. Hij controleert of het een soortgenoot is en er dus gepaard kan worden.
  • De baltsvlucht van de citroenvlinder is opvallend; het paartje fladdert om elkaar heen en vliegt hierbij zelfs even achteruit.
  • De Latijnse naam, Gonepteryx, komt voort uit het uiterlijk. Gonia betekent hoek en pteron vleugel, verwijzend naar de in een punt uitlopende vleugels van de vlinder.
  • De Nederlandse naam lijkt vanzelfsprekend: het mannetje van de citroenvlinder is net zo felgeel als de schil van een citroen.
  • Citroenvlinders zijn met elf maanden de langstlevende vlinders van ons land.
  • In de fel gekleurde vleugels van veel witjes zit een kleurpigment, pterin, dat er ook voor zorgt dat er minder snel beschadiging optreedt door vraat. Dat weten vogels ook en vinden citroenvlinders daarom een lekker hapje.

3.6/5 - (7)