Van alle tuinvlinders is de dagpauwoog misschien wel de kleurrijkste. Zijn rode vleugels hebben vier opvallende ‘pauwenogen’ waarmee hij zijn vijanden afschrikt. Wil je de dagpauwoog naar jouw tuin lokken? Begin dan met het planten van de grote brandnetel, de waardplant van deze sierlijke dagvlinder.

Ogen van een pauw

Het is niet moeilijk om de dagpauwoog te herkennen. Zoals zijn naam al aangeeft zijn de vleugelpunten van deze roodbruine dagvlinder bezet met vier blauwpaarse oogvlekken. Deze lijken op de veren van de pauw, vandaar ook de Engelse benaming peacock, dat pauw betekent. Ze hebben een duidelijke functie; het afschrikken van vijanden als zangvogels en muizen. Die zien hierin de ogen van hun vijanden: roofvogels, en blijven weg bij de vlinder.

Aan de onderkant van de vleugels is te zien waarom de dagpauwoog tot de ‘schoenlappers’ behoort.

Grote vlinderfamilie

De dagpauwoog (Aglais io) is lid van de grootste dagvlinderfamilie ter wereld, de aurelia’s. Hij valt – net als veel tuinvlinders – onder de groep ‘schoenlappers’. Dit zijn relatief grote vlinders met heldere kleuren, waarvan de dagpauwoog één van de kleurrijkste is. De term ‘schoenlapper’ is waarschijnlijk bedacht omdat de onderzijde van de vleugels is bezet met donkere vlekken, net als opgelapte schoenen. De Latijnse naam is afgeleid van het Latijnse woord voor schoonheid, aglaia.

Houdt de dagpauwoog een winterslaap?

Ja, deze standvlinder leeft jaarrond in Nederland en houdt dus ook een winterslaap. Dit doet hij als volwassen vlinder en in het voorjaar ontwaken de vlinders als een van de eersten om op zoek te gaan naar voedsel. De dagpauwoog trekt dus niet naar het zuiden, zoals de atalanta. Voor het overwinteren zoekt de vlinder een vochtige en koele plaats, vaak in een boom of gebouw. In de lente zorgen de overwinteraars voor nageslacht, waarna ze sterven. De dagpauwoog wordt vaak gespot in alle delen van ons land. In 2020 haalde deze tuinvlinder zelfs de tweede plek tijdens de Nationale Tuinvlindertelling.

Dagpauwogen zijn echter zonaanbidders en zonnen graag op opgewarmde aarde, zoals molshopen.

Waar leeft de dagpauwoog?

Volgroeide dagpauwogen gaan op zoek naar voedsel in verschillende biotopen. Je ziet deze fladderaars het vaakst in droge graslanden, waar ze zonnebaden op wilde bloemen van bijvoorbeeld de akkerdistel of op opgewarmde molshopen. Maar ook in de bloemrijke randen van het bos, op dijken en in tuinen vliegen ze rond. In de lente verdedigt het mannetje gedurende de middaguren zijn territorium. Vaak zoekt hij de dag erna weer een nieuwe plek om te foerageren.

Voortplanting van de dagpauwoog

Deze vlinder zet, net als veel soortgenoten, in april en mei tientallen tot honderden eitjes af op waardplant de grote brandnetel (Urtica dioica) om zicht voort te planten. Je vindt de eitjes vaak aan de onderzijde van de bladeren of op de stengel. De rupsjes, die na een week worden geboren, zijn zwart, hebben kleine witte spikkeltjes en gele pootjes. De lange zwarte doorns op rug en flanken zijn een goed wapen tegen natuurlijke vijanden. Hun kopjes zijn opvallend glanzend en zwart. Als de plant kaalgevreten is, verhuizen ze een plant verder.

De rups van de dagpauwoog leeft van de blaadjes van de grote brandnetel.

Verpoppen tot vlinder

Zodra de rupsen na circa drie weken helemaal vol gegeten zijn, is het tijd om zich te verpoppen. Dit doen de rupsen in gesponnen cocons van brandnetelbladeren. Al na vijftien tot twintig dagen kruipen ze als vlinders uit hun pop. Soms op de plant zelf, maar ook wel in heggen of muren. Ze gaan dan direct op zoek naar nectarrijke planten en heesters. In Nederland wordt meestal maar één generatie dagpauwogen geboren per zomer; in het zuiden van Europa soms wel drie.

De akkerdistel is een belangrijke nectarbron voor dagpauwogen. Foto Erik Karits

Wat eet een dagpauwoog?

Wie kans wil maken om deze prachtige tuinvlinder van dichtbij te zien, doet er goed aan favoriete planten in de border te zetten. Brandnetels zijn essentieel voor veel vlinders om zich voort te kunnen planten. Plaats ze altijd in een groepje in je tuin, zodat de rupsjes van de ene naar de andere plant kunnen verhuizen om te eten. Eenmaal vlinder, vliegt de dagpauwoog graag op nectarrijke planten. Denk hierbij aan hemelsleutel (Sedum spectabile), vlinderstruik (Buddleja) en koninginnenkruid (Eupatorium). (Bekijk meer planten waar vlinders op afkomen.) In het najaar is de nectar van laatbloeiers als herfstasters, vlinderstruiken, akkerdistels en klimop belangrijk. Ook komen ze dan snoepen van rottend fruit dat op de grond is gevallen, zoals pruimen en appels. Overwinterende vlinders vinden hun voedsel vanaf februari bij de sleedoorn, klein hoefblad en de paardenbloem.

Benieuwd naar meer tuinvlinders? Lees hoe je vlinders in de tuin kunt herkennen.

3.2/5 - (9)