Op een mooie zonnige dag is de bloembezoekende honingbij in de meeste tuinen te vinden. Niet gek, want ze zijn met velen. In een bijenkast huizen al snel zo’n twintig- tot vijftigduizend bijen. Wil je ze van dichtbij zien, dan is er vast wel een heemtuin met een bijenhuis in de buurt. Vanaf de vliegplank schieten daar tientallen bijen achter elkaar het luchtruim in. Doel is het vinden van voedsel, dus wordt de gps ingesteld op bloemrijke bestemmingen. En dat kan een achtertuin zijn. In dit artikel krijg je een kijkje in de bijenkast met de goudgele honing die de bijen erin opslaan.

Tekst en foto’s René Krekels

 

Op het eerste gezicht lijkt het wat saai, het bijenleven, maar dat valt reuze mee. Gemeenschapszin houdt de bijen bijeen. In anderhalve maand doorloopt iedere bij namelijk een promotietraject. De eerste dagen hebben de jonge bijen binnendienst en poetsen ze de fraaie zeshoekige cellen. Vanaf dag drie voeren ze de oudere larven, daarna verzorgen ze ook de jonge larven. Als tiener van twaalf tot zeventien dagen oud produceren ze was en belanden ze in de bouw: raten maken voor het doorlopend groeiende bijenvolk. De hangjongeren verblijven vanaf dag achttien nabij het vlieggat en draaien daar gezapig hun wachtdienst. Zijn ze 21 dagen oud, dan is het tienerleven alweer voorbij. Tijd om de kast te verlaten en blijkbaar klaar om hun vliegkunsten in te zetten. Ready to take off is vanaf nu het devies, op zoek naar bloemen.

 

Dit is een exclusief artikel...

Abonneer je nu op Buitenleven om verder te lezen.

  • Uit het magazine