Rode bosmieren zijn met velen en bouwen de grootste nesten die we in het insectenrijk kennen. Eendracht maakt macht is hun devies. Tezamen strijden ze, melken ze bladluizen, vangen ze duizenden insecten en bouwen ze aan hun eigen toekomst. René Krekels volgde meerdere jaren hun actieve leven.

Tekst en foto’s René Krekels

 

De lange winterrust zit erop. De eerste bossmieren kruipen begin maart in slow motion uit het nest. De zon opzoeken is hun eerste gedachte, want zij geeft warmte en licht. En dat is aangenaam en erg prettig na vier tot vijf maanden in een donker mierennest te hebben doorgebracht. Naarmate de zon het nest verwarmt, komen meer mieren naar buiten. Dicht tegen elkaar aan gelegen profiteren ze van elkaars warmte. Vrediger kan een lente niet beginnen. Als je goed kijkt, doen ook grotere mieren mee met dit zonfestijn. Het zijn koninginnen, die de drukte van het grote mierennest letterlijk achter zich laten en even wat zon meepakken. Na een paar dagen vertoont de majesteit zich niet meer. Zij verblijft de rest van het jaar ondergronds, in de nestkamers van de mierenhoop. Het is haar taak om heel veel eitjes af te zetten en zo de toekomst van de rode bosmier te vrijwaren.

 

Bladluizen melken

Een van de belangrijkste acties in het voorjaar is het melken van bladluizen, die zich tegoed doen aan de sapstromen in planten. Sommige van die insecten zijn in het mierennest de winter doorgekomen. Zij worden door de mieren naar struiken toe gebracht, waar er voor de gegijzelde insecten energierijk vocht te halen is. Het lijkt een beetje op de boer die de melkkoeien naar buiten brengt en ze gezeten op een krukje melkt. De bosmieren doen dat ook, maar dan bij bladluizen. ‘Verzamelmieren’ lopen vol verwachting tussen de ongevleugelde luizen die met hun snuit in de sapstroom van de plant duiken. Overtollig vocht moeten ze kwijt, uit hun achterlijf. De glimmende druppeltjes (honingdauw) bevatten veel suikers en aminozuren. De ‘werkmieren’ zuigen dat rijke vocht dan ook met graagte op. Vaak is er een ‘transportmier’ in de buurt, die een ‘volle’ werkmier verlost van het zoete vocht en zo haar achterlijf goed opvult. Eenmaal vol getankt, loopt zij naar het nest met de opbrengst van de melkhandel.

Mieren bewaken en melken de bladluizen.

Vleugels spreiden

Eind mei staat de vlucht van de mieren op de agenda. Gevleugelde koninginnen en mannetjes verlaten het nest en ontmoeten elkaar voor de paring. Dat spektakel is maar van korte duur. Des te mooier dat ik er getuige van ben. De eerste dag valt me op dat enkele gevleugelde mieren op het nest te zien zijn. Een duidelijk teken en reden genoeg om de volgende dagen het nest te bezoeken. Tijdens een zonnige ochtend neemt de activiteit op het nest toe. En jawel, rond het middaguur verlaten honderden gevleugelde mieren het nest. Na enige aarzeling en droog oefenen – het is wel een onderneming – spreiden ze de vier opgewarmde vleugels, springen ze vanaf een takje vooruit en vliegen ze in een flits de lucht in. De rest van de gevleugelde nestverlaters volgt gestaag.

Hautain en kieskeurig

Na de paring komt het vrouwtje op de grond terecht, waar ze zich eerst ontdoet van die grote, onhandige vleugels. Van de vele koninginnen zullen er maar weinig slagen, want een nieuw nest maken, is niet zo eenvoudig. Allereerst omdat de nieuwe koninginnen een beetje hautain en kieskeurig zijn. Ze kunnen namelijk niet zonder de nesten van een andere soort. Bij zulke ‘dienaarmieren’ breekt de bosmierkoningin in. De meeste koninginnen worden direct opgemerkt en gedood, anderen hebben geluk en worden gedoogd in het diernaarnest. De rodebosmierkoningin laat zich de verzorging die ze daar krijgt, welgevallen. Als stank voor dank legt ze zoveel mogelijk eitjes in het diernaarnest, waarvoor de dienaarmieren ook de zorg op zich nemen. Zo krijgen de nakomelingen van de bosmierkoningin langzaam maar zeker de overhand. De nieuwe kolonie rode bosmieren betekent einde oefening voor de dienaren.

Mieren met een pissebed.

Koninklijk bloed

Een andere manier om nieuwe mierenhopen te stichten, is het eenvoudigweg splitsen van een mierennest. Dat gebeurt vooral bij de ‘kale’ rode bosmieren. Meerdere koninginnen hebben in een nest residentie. Vanuit die polygyne nesten stichten koninginnen met een groep werksters op loopafstand een nieuw nest. Net zo makkelijk. Geeft later ook geen strijd met de buren, want die hebben hetzelfde ouderlijke en koninklijke bloed. Zo ontstaat een compleet complex van rodebosmierennesten met vele nestbulten.

Contact in een eikendop.

Op de lopende voedselband

Zodra de mieren onder de grond vandaan komen, gaan ze op pad en trekken ze met duizenden het omliggende bos in. In een omtrek van 250 meter kammen ze alle mogelijke plekjes uit voor de benodigde boodschappen. Een route van ‘mijn’ nest loopt over een omgevallen boomstam. Een doorsnede van de diversiteit in het omliggende bos komt op de lopende band voorbij. De variatie is groot en groots. De mieren schrikken niet terug voor het vangen van vlinderrupsen, wantsen, wespen, wilde bijen, pissebedden en kevers. Solomieren brengen zelfstandig prooien naar het nest. Bij grotere dieren, zoals langgerekte rupsen en zware torren, helpen meerdere mieren een handje bij het transport. Op de boomstam voltrekt zich dan ook een luguber tafereel: uit het dode hout staat een boktor op het punt om uit te vliegen. Maar voor deze stevig kever met lange sprieten zal het zover niet komen. De mieren aanvaarden met zichtbaar genoegen deze makkelijke vangst. Een tiental mieren werken gestaag aan het demonteren van de boktor. Na 45 minuten bijten en kauwen, is de kop er letterlijk af. Later komt op de lopende voedselband ook een complete kever voorbij. Die is – schrale troost – de onthoofding bespaard gebleven.

Groot onderhoud

Bij tijd en wijle loopt een mier voorbij met een wit steentje – of dat lijkt het althans te zijn. Het is echter een stukje hars, van een naaldboom losgetrokken. Dat blokje krijgt een plekje in het nest om ervoor te zorgen dat schimmels zich niet op of in het nest vestigen. Verder ondergaat het nest regelmatig groot onderhoud. Mieren verslepen dan kleine takjes en naalden, die veelal vijf keer de lengte van de mier beslaan. Takjes zijn dan weer zwaar en onhandig, dus bundelen meerdere mieren hun krachten bij het houttransport. Handig wel, als er zoveel bereidwillige werkers beschikbaar zijn.

 

Goed geoliede kolonie

Af en toe rent een mier over de boomstam met ‘iets’ in de kaken. Op de foto zie ik dat het een samengevouwen mier is, als een buideltje gedragen in de bek van de bosmier. De lopende mier is de bezorgmier die andere mieren naar locaties brengt, of de lijkbezorger van overleden mieren die als voer naar het koepelnest terugkeren. Zo heeft eenieder een eigen taak binnen de goed geoliede kolonie.

 

 

Mier met sluipwesp.
rode bosmieren buitenleven magazine
Samen verslepen ze een stukje hars naar het nest.

Winter in zicht

Tot laat in de herfst zijn de mieren nog aan het werk. Ze verzamelen eten, maar zijn ook druk met het verder winterklaar maken van het nest. Voor de benodigde voorraad vullen werkmieren hun achterlijf met extra veel luizensap. Een laagstaand zonnetje doet hun achterlijven fonkelen. In een doorlopende stroom keren de mieren terug naar het mierennest. Letterlijk goedgevuld gaan ze de winter in. Met z’n allen veilig en warmpjes onder de grond.

Bijten en spuiten

Steken doen rode bosmieren niet. Bijten wel, weet ik uit ervaring tijdens het fotograferen. Het zachte vlees aan de onderzijde van de bovenarm is het meest gevoelig. Auw! Mierenzuur biedt een nog betere bescherming. De mieren spuiten het zuur uit hun achterlijf naar vijanden. Feestelijk oogt het als ze in tegenlicht allemaal tegelijkertijd het zuur afvuren. Grotere dieren die het zuur in de ogen krijgen, zijn snel verdwenen. Het mierenzuur is ook prima inzetbaar om kleine dieren, veelal insecten, te doden of te verlammen. Wel zo handig bij het transport van prooien naar het mierennest.

 

Een imposant nest van de rode bosmier op de achtergrond.

Deel dit artikel

Meer inspiratie

5/5 - (1)