De winter draait uit op voorbarige bloemknoppen en verzopen bollen. Maar er is hoop.

Tekst Ankie Lok

 

Soms moet je lang kijken om iets te zien. Dat geldt zeker voor de tuin in het laagseizoen. Berijpte takken, dorre bladeren op de grond, en dan, heel even, een koolmees in de kale berk. De winter heet ook wel oneerbiedig een dood jaargetijde: de natuur staat stil en houdt de adem in. Bovengronds tenminste, voor ons beperkte waarnemingsvermogen. Onder de grond heeft alles nog een traag kloppend hart: wortels, schimmeldraden, bollen. We moeten erop vertrouwen dat het goedkomt, dat alles weer zal opkomen en uitlopen. Maar hoe houd je het vertrouwen daarin? Ik vind dat nog niet zo makkelijk. Onze stadstuin ligt er bruin en kaal bij. De hortensia is gekortwiekt, de jonge struik ziet er sindsdien klein en kwetsbaar uit. Het hek waar de klimmende winde tegenop kroop, oogt leeg en verlaten. Hoe moet dit ooit weer wat worden?

 

 

Dit is een exclusief artikel...

Abonneer je nu op Buitenleven om verder te lezen.

  • Uit het magazine