Het lijkt een betrekkelijk nieuw initiatief op het gebied van biologische verscheidenheid: een zogenaamde Tiny Forest. Een Tiny wat? Nou, simpel gezegd is het een bos ter grootte van een tennisveld. Zo’n kleine wildernis is dichtbegroeid met veel verschillende bomen en biedt onderdak aan vlinders, vogels, kleine zoogdieren en insecten. Net als een ‘echt’ bos kent het veel ecologische voordelen. Maar wat houdt dit concept precies in?
Japanse bosbouwmethode
Het ontstaan begint bij de Japanse botanicus Akira Miyawaki. Hij was op zoek naar een methode om inheemse bossen te herstellen. Echter merkte hij vooral uitheemse bossen op. Uiteindelijk vond de Japanner een manier om jonge inheemse boompjes te planten en deze tien keer sneller te laten groeien dan traditioneel geplante bossen. De Indiase ingenieur en eco-ondernemer Shubendu Sharma ging er verder mee aan de slag. Hij normaliseerde de aanpak van deze Miyawaki, zodat deze ook in stedelijke gebieden gemakkelijk kon worden toegepast. Via het Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid (IVN) belandde Sharma in Nederland voor de aanleg van ons eerste minibos. Om te zorgen dat bosjes die de naam Tiny Forest dragen aansluiten bij het gedachtengoed van Sharma en Miyawaki, is de specifieke naam Tiny Forest door IVN vastgelegd als een geregistreerd handelsmerk. Om je minibos deze naam te geven, dient het dus aan een aantal eisen te voldoen. Het sociale aspect speelt namelijk ook een rol. De eisen vind je terug op de website van het IVN.
In onderstaand filmpje vertelt Sharma meer over zijn methode.
Snelgroeiende boompjes en verschillende laagjes
De methode van Miyawaki en Sharma start met het creëren van de ideale bodem. Deze dient luchtig te zijn zodat de wortels vrij kunnen groeien. Tegelijk is het belangrijk dat de grond voldoende vocht vasthoudt en voedingsrijk is. Dit bevorder je het bewerken en aanvullen van de grond met bijvoorbeeld stro en compost. De jonge bomen worden dicht bij elkaar geplant. In Nederland gaat het om zo’n drie boompjes per m² op een totaal van 200 m² . Dit maakt het dertig keer meer begroeid dan een traditioneel geplant bos. De boompjes groeien in vier lagen: struik-, sub-boom-, boom- en luifellaag. Belangrijk is dat het inheemse planten zijn. Die zijn namelijk beter bestand tegen ziektes en trekken meer bijen, vlinders en vogels aan dan exotische planten. Het is de ideale combinatie van factoren die de jonge boompjes snel doet uitgroeien tot stevige jongens.
Zelf aan de slag met een Tiny Forest
Via de website van het IVN kun je een handboek opvragen om zelf een geregistreerde Tiny Forest op te starten. Samen met duurzame plantenwinkel Sprinklr heeft IVN ook een zogenaamd Tuiny Forest gecreëerd. Dit is een kant en klaar pakket voor een inheems bosje van 6 m². En ook al voldoe je niet aan alle eisen van het IVN; het aanleggen van een minibos kan natuurlijk ook zonder het een Tiny Forest te noemen. Alle kleine beetjes helpen namelijk.