Schaapherder. Voor veel mensen lijkt het de ideale baan. Lekker je eigen gang gaan, een beetje lummelen bij je kudde. Maar is dat werkelijk zo? Buitenleven liep een dagje mee met schaapherder Marijke Dirkson. “Ik heb een personal trainer en eet elke dag vier eieren en veel kwark om op kracht te blijven.”

Tekst Corine Koolstra  

Tussen neus en lippen door gooit schaapherder Marijke Dirkson het eruit als we rustig tussen de schapen in de duinen bij Katwijk  zitten. “Vanochtend is het laatste lammetje van het seizoen geboren op de boerderij.” “Het laatste van de hoeveel lammetjes?” “1100…” “1100 lammetjes?!” “Ja, in zes weken tijd.” De schaapherder die hier zo op haar gemakje zit, vertelt dat ze de afgelopen weken soms wel twintig uur per dag bezig was. Want lammetjes zorgen voor veel werk. Er moet jodium op de navelstreng, elk lammetje moet geoormerkt worden en moet met zijn moeder in een aparte stal, zodat het goed gaat drinken, legt ze uit. “Je moet steeds goed in de gaten houden hoe de schapen en lammetjes ervoor staan.” “Dan ben je zeker wel blij dat de lammertijd nu achter de rug is?” “Néééé! De lammertijd is het allermooiste wat er is! Van lammetjes krijg ik nooit genoeg! Ik vind het bovendien fijn om de schapen in de winter bij me te hebben.”

Dit is een exclusief artikel...

Abonneer je nu op Buitenleven om verder te lezen.

  • Uit het magazine